Het voelt alsof de agrarische wereld een speler is in een ongelijke wedstrijd.
Zo kwam vorige week in het nieuws naar buiten dat de Nederlandse miljardair Steven Schuurman niet alleen forse donaties gaf aan D66 en de Partij voor de Dieren, maar dat hij nu ook de Duitse Groenen financieel steunt. Eind deze maand zijn er parlementsverkiezingen in Duitsland. En de tech-ondernemer maakt zich grote zorgen over het klimaat. Dat is zijn reden om politieke partijen te steunen met forse sommen geld zodat zij daar meer aandacht voor afdwingen.
Het aanzwengelen en opzwepen van de roep om minder dieren in Nederland door D66 heeft dus een broodheer. Net als de eeuwigdurende aanval van de Partij voor de Dieren op de Nederlandse veehouderij en de roep om duurzamere vleesvervangers. In Nederland krijgt Schuurman via D66 en Partij voor de Dieren waar voor zijn geld. Het anti-vleessentiment wordt strategisch bijna dagelijks gevoederd. En ogenschijnlijk gaat in dat geluid een steeds grotere groep Nederlanders mee.
Neem bijvoorbeeld de faculteit bouwkunde van de TU Delft die naar een vegetarische kantine wil. Of KLM die zich vorige week het ongenoegen van de vleesindustrie op de hals haalde omdat de vliegmaatschappij vlees en vis van het menu wil halen in de economy class. De vraag is of dat echt is wat de burger wil. Uit een groot consumentenonderzoek van de Producenten Organisatie Varkenshouderij onder 2.500 Nederlanders blijkt namelijk dat 95 procent van de Nederlanders graag en met grote regelmaat vlees eet. Ook ruim 70 procent van de stemmers op de Partij voor de Dieren eet minimaal vier keer per week vlees. Het is maar dat u het weet.
De wereld om ons heen verandert en wie in de toekomst boer wil blijven, moet mee veranderen. Maar het kan niet anders, dan dat wat nu gebeurt voelt als een oneerlijke wedstrijd. Geen consistent landbouwbeleid van onze overheid, geen gelijk speelveld in Europa en van alles wat er mis is met klimaat en milieu krijgen boeren de schuld. Dat frustreert. Dat slaat lam en luidt daardoor een verlies in. Een meer uitdagender manier om naar het geweld dat over de landbouw wordt uitgestort te kijken, is die als naar een schaakspel. Wie dat doet, denkt vanuit kansen en ziet mogelijkheden.
Schaken is, zoals de Russische grootmeester Garry Kasparov ooit zei, het leven in het klein. Het leert je hoe je problemen oplost in een onzekere omgeving. Het gaat dan om het beoordelen van situaties en het bepalen van een strategie waarmee je op de langere termijn je stelling (lees: positie) versterkt. Alle speelstukken staan daarbij tot je beschikking. Stukken met elk een eigen rol. De koning is de spil waar alles om draait. Dat kan je bedrijf zijn, maar ook de sector. En die moet met hand en tand worden verdedigd. De dame is degene die de strategie bedenkt en de andere speelstukken stuurt in hun rol: juristen (de lopers), politici en lobbyisten (de torens), het sociaal team (de paarden) en niet te vergeten de boerenstand zelf. Net als de pionnen op het bord in aantal het machtigst en het meest strijdlustig.
Schaken is een spel van lange adem. Waarbij het net als in het leven zelf de kunst is om je niet te laten leiden door de negativiteit van het moment, maar door toekomstig perspectief. De Wageningse hoogleraar Leo den Hartog riep deze zomer in De Gelderlander de agrarische sector op niet in de slachtofferrol te kruipen, maar pro-actief en positief te zijn. Want alleen dan kun je net als een schaker continu de speelstukken laten meebewegen met het schaakspel. Alleen dan voorkom je schaakmat en win je de wedstrijd.